minder dan 50 werknemers, PVT wil toch een OR

Voor een goede naleving van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) kan het nodig zijn om een gemeenschappelijke OR in te stellen. Een personeelsvertegenwoordiging (PVT) stapte naar de kantonrechter om dit te realiseren voor een aantal dochterondernemingen. Die hadden afzonderlijk minder dan 50 werknemers in dienst.

De betreffende organisatie bestond uit verschillende bv’s die allemaal afzonderlijk niet meer dan 50 werknemers in dienst hadden. Bij elkaar telden deze dochterondernemingen echter wel meer dan 50 werknemers. Er was op dat moment een PVT voor alle bv’s, maar de drie leden waren allemaal uit één van deze bv’s afkomstig.

Verzoek tot instelling van een gemeenschappelijke OR
Deze PVT wilde een OR instellen en stapte daarvoor naar de bedrijfscommissie voor bemiddeling, maar de bestuurder bleek niet bereid om een OR in te stellen. Daarom legde de PVT een verzoek tot instelling van een gemeenschappelijke OR (volgens artikel 3 WOR) neer bij de kantonrechter. Die vond dat de verschillende bv’s moesten worden gezien als ondernemingen die in een groep zijn verbonden. Alle bv’s zijn namelijk volle dochters. Verder bestond de directie – en het algemeen beleid dat zij voerden – van alle bv’s uit dezelfde personen. Ook presenteren de bv’s zich naar buiten als één en zijn er samenwerkingen op het financiële vlak.

PVT had een enquête onder de achterban gehouden
De rechter vond de instelling van een gemeenschappelijke OR bevorderlijk voor een goede toepassing van de WOR, omdat de werknemers binnen een samenhangend verband van ondernemingen zo de mogelijkheid op passende medezeggenschap kregen. Op basis van het getalscriterium van artikel 2 WOR zouden zij dat anders niet hebben gehad. Ook speelde de enquête die de PVT had gehouden over de instelling van een gemeenschappelijke OR nog mee. Daarbij stemden 29 werknemers voor, 12 tegen en 1 neutraal.

Voorlopig reglement opstellen en verkiezingen organiseren
De kantonrechter oordeelde dat de bestuurder een gemeenschappelijke OR moest instellen en benoemde daarbij ook gelijk data waarop het voorlopig reglement moest zijn opgesteld en voor wanneer de verkiezingen moesten zijn gehouden.
Kantonrechter Amsterdam, 10 oktober 2014, ECLI (verkort): 6775

Bron: OR Rendement

Schuiven naar boven